Ruimtelijke confrontaties van “oud en nieuw” zijn populair als “oud” al echte geschiedenis betreft, liefst met een flinke dosis industriële ambachtelijkheid en maatschappelijke betekenis in zich. Voormalige Industriegebieden, Spoorzone’s, we kennen inmiddels de veelbelovende voorbeelden.
Schurende omgevingsbeelden van recenter datum, de jaren ’60-70, behoren daar (nog) niet toe, worden (nog) niet omarmd, zijn nog van niemand en daarom kwetsbaar als het gaat om hun toekomst. Heel vaak zijn deze stoere gebouwen de motor geweest van recente verstedelijking, hebben ze in compacte binnensteden ruimte gemaakt voor de Nieuwe Tijd die aanstormend was. Verkeersafwikkeling, nieuwe en grotere winkelfuncties, moderne kantoren voor overheden en zakelijke instellingen en , niet te vergeten, heel veel gestapelde woonruimte om de explosief groeiende bevolking te huisvesten. Maatschappelijke en ruimtelijke ideologie gingen hand in hand om de nieuwe samenleving vorm te geven. Optimisme en de overtuiging dat grootschalige ingrepen nodig waren om gebruik te kunnen maken van alle nieuwe ontwikkelingen die aanstaande waren: mobiliteit, autobezit, faciliteren van consumptie, efficiënte en moderne bestuursvormen zichtbaar maken. De ’60-70 gebouwen zijn iconen voor dit toekomst-optimisme.
In 2017 heeft Tim Verlaan met zijn publicatie “de Ruimtemakers” laten zien hoe ingrijpende binnen- stadsontwikkelingen zich in de jaren ’60-70 hebben voltrokken in Utrecht (Hoog Catharijne), Amsterdam (Nieuwmarkt e.o) en Den Haag (Spuikwartier). In deze steden is het vooraf geschetste eindbeeld niet bereikt, er is een stedelijke omgeving ontstaan waarin diverse contrasterende stadsbeelden náást elkaar aanwezig zijn, een schurend omgevingsbeeld oproepen.
Dergelijke (ingrijpende) stadsontwikkelingen hebben zich ook elders voorgedaan; Tilburg is daar een heel krachtig voorbeeld van. Onder aanvoering van burgemeester Becht is begin jaren ’60 gekozen voor de implementatie van een modern stadscentrum, in combinatie met de aanleg van hoogspoor voor het treinverkeer en een city-ring voor de afwikkeling van grote hoeveelheden autoverkeer. De kleinschalige, rustig voortkabbelende provinciestad Tilburg werd opgeschud, voorzien van nieuwe ambities en bijbehorende ruimtelijke ingrepen die niet voor 100% zijn voltooid. Er zijn plekken ontstaan waar historisch Tilburg en modern Tilburg elkaar schurend raken, een rauw randje geven aan de binnenstad en dat is goed, dat is een afspiegeling van de ontwikkeling die de stad heeft door gemaakt en onderdeel van de geschiedenis en identiteit van Tilburg . Een groot en stoer woongebouw, de Katterug in het centrum van Tilburg is daar een exponent van: Ontworpen door Jaap Bakema met een uitgesproken idee over de woonvorm, de schaal van het gebouw en de betekenis die het zou hebben voor het oude en nieuwe Tilburg.
Maar die fundamentele betekenis van de Katterug ziet niet iedereen zo; in deze tijd van beeldcultuur en snel gedeelde mooie plaatjes hoort in de ogen van velen een stad “af” te zijn, een compact en harmonisch geheel te vormen, benoembaar te zijn. Tja, daar voldoen die rauwe randjes in Tilburg natuurlijk niet aan en daar begint al snel een gesprek over correctie, waarbij heel gemakkelijk voorbij wordt gegaan aan de betekenis van recente gebouwen voor de geschiedenis en ontwikkeling van deze stad. Overwegingen over de betekenis en waarde van schurende 70-er jaren gebouwen blijven oppervlakkig in plaats van diepgaand en (onder)zoekend; een actuele tijdsgeest die door Alessandro Baricco prachtig is blootgelegd en verankerd in zijn boek “De barbaren”.¹
Het Brabants Dagblad heeft in juni 2018 een drieluik verzorgd over de Tilburgse Katterug, om het beeld over (de toekomst van) dit gebouw enigszins te duiden en te voorzien van een kader.
download de PDF: artikel Br.Dagblad 020618
Voor deel 1, “de geschiedenis”, heeft journalist Bas Vermeer een gesprek gehad met | Archistad | Ton van der Hagen |. De context van de Katterug wordt daarin belicht en geeft, gelet op de reacties die ik kreeg, veel meer begrip voor de aanwezigheid en betekenis van het gebouw. Als inwoners “het Verhaal van hun Stad” kennen blijken begrippen als “mooi en lelijk” minder relevant. Ontwikkelingen zijn dan voelbaar, onderdeel van de geschiedenis van hun stad en illustratie van de identiteit van de stad Tilburg. Gesprekken over objecten en stadsontwikkelingen kunnen daardoor genuanceerder worden gevoerd, met een inhoudelijk kader.
Essentieel dus, dat het diepere Verhaal van de Stad wordt verteld, geïllustreerd, tastbaar wordt gemaakt! Je zou hopen dat, in de geest van Italo Calvino’s “de Onzichtbare Steden”², spoedig het verhaal wordt opgeschreven dat deze stad duidt en typeert.
Overigens:
De toekomst van de generatie 70-er jaren gebouwen is, met de veroudering van deze gebouwen, in algemene zin en in toenemende mate een issue aan het worden. In 2018 kwamen er al drie boeken uit die gebouwen uit de periode van het zgn. Brutalisme in kaart brengen. (60-70-er jaren):
- SOS Brutalism, A Global Survey; Oliver Elser, Philip Kurz, uitgeverij Park Books
- Finding Brutalism, a photographic survey of Post-War British architecture, Simon Phipps, uitgeverij Park Books
- Jaap Bakema and the open society, Dirk van den Heuvel, Archis Publishers
Een signaal dat deze generatie gebouwen ook in cultureel opzicht betekenisvol is en fundamentele afwegingen vereist.
¹ : De barbaren, Alessandro Baricco, 2010, de bezige bij, Amsterdam
² : De onzichtbare steden, Italo Calvino, 1972, 1981 uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam